Al heel lang dacht ik na over een kat, dat leek me zo gezellig. Maar er waren altijd maren.
Ik woonde alleen was veel van huis, arm beestje. Of ik woonde met anderen die allergisch voor katten waren, arme mensen.
Maar in september vorig jaar had een collega plotseling een kitten over. Eigenlijk was ze al vergeven,
maar de nieuwe eigenaar had zich toch bedacht. Misschien moet ik haar
maar nemen hoorde ik mezelf zeggen op zondagnamiddag. Maandagmorgen werd ze bij me gebracht met een voer en zak zand. In allerijl zocht ik naar iets van een katttenbak. Dat werd voorlopig een deksel van mijn Macbookverpakking.
Tot grote vertwijfeling van mijn huisgenoten, doopte ik haar Pleuntje. Niet echt makkelijk in het gehoor liggen voor noren.
Nooit gedacht dat ik zo dol op het beestje zou worden.
Het is nog al een angstig, nerveus, voorzichtig beestje. Dat was ook de reden dat ze de laatste in het nest was. Ze waagde zich tot voor een paar weken geleden niet buiten en ook nu nog is ze erg voorzichtig en komt vaak na een uurtje al weer aan waaien. Ik was dan ook er bezorgd vorige week toen ze ´s avonds om een uur of negen naar buiten glipte en zich niet meer meldde die avond.
Heel dubbel. Aan de ene kant: dat gaat vast prima het is een kat er zijn meer dan genoeg plekjes hier op de boerderij waar ze zich warm kan verstoppen (het sneeuwde en vroor). Maar aan de andere kant: de buurkat heeft als bijnaam Gøbbels en zo´n bijnaam daar moet je wel wat voor doen om het zo maar uit te drukken.
Het duurde tot 10 uur de volgende ochtend en toen was ze weer terug.
Ze ging liggen
en sliep
en sliep
en sliep.
Twee dagen lang.
Het is vast een spannend avontuur geweest!